Wee de verwoester, zelf nooit verwoest, en de verrader, nog nooit verraden. Wanneer er een eind komt aan je verwoesten, dan word je zelf verwoest, en wanneer er een eind komt aan je verraad, dan word je zelf verraden. O HEER, wees ons genadig, op U vestigen wij onze hoop. Wees ons tot steun, iedere dag opnieuw, red ons in tijden van nood. Voor Uw schrikwekkend tumult slaan de volken op de vlucht, wanneer U zich verheft stuiven ze uiteen. De buit wordt bijeengebracht zoals sprinkhanen dat doen, men stort zich erop als een sprinkhanenzwerm. Hoog verheven is de HEER, Hij woont hoog hierboven. Hij vult Sion met recht en gerechtigheid. Hij is ons houvast, zolang wij leven. Wijsheid en toewijding leiden tot redding, eerbied voor de HEER is Sions rijkdom. Nu nog schreeuwt Ariël het uit en wenen vredeboden bittere tranen. De wegen liggen verlaten, op de paden bevindt zich niemand meer. Verdragen worden verbroken, getuigen niet meer geloofd, geen mens staat nog in achting. Het land verdroogt en verdort, de Libanon is onteerd en verwelkt; de Saron is een wildernis geworden, Basan en de Karmel zijn kaalgeslagen. Nu zal Ik opstaan, zegt de HEER, nu zal Ik mij trots verheffen, fier richt Ik mij op. Jullie zijn zwanger van dor gras en wat jullie baren is kaf; jullie geest is een vuur dat jullie zelf verteren zal. De volken zullen branden als in een kalkoven, in vlammen opgaan als weggekapte doornstruiken.